Het blijft een intrigerend fenomeen; dromen. Al vaak nam ik me voor om een boekje bij mijn bed te leggen om ze op te schrijven, maar het is er nog nooit van gekomen. Soms droom ik periodes bijna niet of kan ik het me in ieder geval niet herinneren. Dan weer droom ik iedere nacht de wildste dromen. Gelukkig meestal niet eng, maar wel gek. Want in je dromen kan alles.
Een paar dagen geleden nog werd ik wakker na een heel gekke droom. Ik was ergens in een vreemd huis en de politie trapte er de deur in. Ze hielden me aan en ik moest uitleggen wat ik daar aan het doen was. Ik wilde alleen maar ongestoord een poosje werken, vertelde ik hen. Hoe het afliep weet ik niet, want toen werd ik natuurlijk wakker. Behalve dat ik erom moet lachen, vraag ik me dan af hoe zoiets toch ontstaat. Waarschijnlijk had het ermee te maken dat ik de week ervoor druk in de weer was met schrijven over flexwerkplekken.
Ik denk dus dat dromen een manier is om de dingen die je meemaakt te verwerken. Voorspellende dromen heb ik, gelukkig, nooit. Of ik kan ze me niet herinneren, dat kan natuurlijk ook. Grote dromen heb ik wel. Al zijn ze misschien wat bijgesteld sinds ik een tiener was. Toen droomde ik over wat ik later zou worden, hoeveel geld ik ging verdienen en hoe ik de wereld ging veranderen. Nu droom ik over het opzetten van een duurzame onderneming, een mooi huis op een bijzondere plek en het leiden van een vervullend maar vredig leven.
Op mijn bureau heb ik een bordje staan met Dream big erop. Een aanmoediging om grote dromen te hebben. Om mezelf eraan te herinneren dat niets onmogelijk is. Het is een gevleugelde uitspraak, maar wat is groot? Het is toch allemaal relatief. Waar de een alleen maar van kan dromen, is voor de ander werkelijkheid. Misschien maken we het onszelf juist makkelijker door wat kleiner te dromen. Zodat het niet zo onbereikbaar lijkt. Hoe dan ook, er is op zich niks mis mee. Want in je dromen kan alles.